noay
noay
  • Home
  • paarden
  • cheetah
  • olifant
  • neushoorn
  • KEVER

Maak jouw eigen website met JouwWeb


}}
'''Kevers'''<ref name="GRZ"/> (Coleoptera) zijn een orde van gevleugelde [[insecten]]. Kevers verschillen van alle andere [[insecten]] door de voorvleugels die veranderd zijn in harde schilden. Deze schilden worden de [[Dekschild|elytra]] genoemd en bedekken de kwetsbare en vliezige [[Vleugel (insect)|achtervleugels]].

Kevers vormen de grootste [[orde (biologie)|orde]] van de insecten en zijn vanwege het wereldwijde voorkomen en de enorme soortenrijkdom een van de weinige insectengroepen die bij het grote publiek bekend zijn.

Kevers komen overal ter wereld voor en leven in de meest uiteenlopende habitats. Alleen in echte poolstreken en in de zee komen geen soorten voor. De larven van kevers leven vaak op of in de bodem en hebben nog geen vleugels. Ze zijn vrij immobiel en zijn hierdoor vaak gebonden aan een specifiek milieu. De volwassen kevers daarentegen zijn in staat zich te verplaatsen door weg te vliegen en zich zo te verspreiden.

Kevers kennen een enorme diversiteit wat betreft lichaamsvorm maar hebben allemaal hetzelfde basisplan. Het lichaam is meestal bolvormig en de antennes zijn relatief kort, er zijn echter vele uitzonderingen. Kevers zijn daarnaast sterk bepantserd door hun dikke chitinehuid. Het voorste vleugelpaar is omgevormd tot een beschermend pantser aan de bovenzijde van het lichaam. Kevers kunnen hierdoor niet zo snel vliegen als de vertegenwoordigers van veel andere groepen van insecten.

In [[Europa (werelddeel)|Europa]] komen zo'n 20.000 soorten voor. In [[Nederland (hoofdbetekenis)|Nederland]] en [[België (hoofdbetekenis)|België]] komen ongeveer 4200 soorten kevers voor, waaronder veel [[waterkevers]] zoals de [[geelgerande watertor]] en het [[schrijvertje]]. Bekende landkevers zijn het [[zevenstippelig lieveheersbeestje|lieveheersbeestje]], de [[heldenbok]] en de [[meikever]]. In het [[Nederlands Soortenregister]] staan van de 18.000 inheemse Nederlandse insectensoorten ruim 4100 soorten als keversoort geregistreerd, zodat bijna 23 % van de Nederlandse insectensoorten bij de orde van de kevers ingedeeld wordt.<ref>{{nl}} [http://www.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/species/nsr_taxon.php?id=151647 Kevers] in het [[Nederlands Soortenregister]]</ref><ref>{{nl}} [http://www.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/species/nsr_taxon.php?id=145014 Klasse der insecten] in het Nederlands Soortenregister</ref>

==Naamgeving==
[[Bestand:Khepri.gif|thumb|120px|[[Chepri]] was een Egyptische god.]]
Kevers worden ook wel met '''torren''' aangeduid. Sommige groepen van kevers dragen deze naam ook in de Nederlandstalige naam, zoals de [[boktorren]] en de [[spektorren]]. Over de herkomst van de oorspronkelijke naam 'kever' bestaat onduidelijkheid. De voornaamste Egyptische God [[Chepri]] wordt voorgesteld als de bekende [[Mestkevers|mestkever]] "Scarabaeus" waarvan de naam in het Egyptisch Khépere is. Ook misschien in verband te brengen met het Arabisch كافر [kāfir] wat kakkerlak betekent of cafard (Frans). Dit was een scheldwoord voor ongelovigen of mensen die een andere godsdienst hadden dan de islam zoals de Egyptenaren. Khépere kan geleid hebben tot het [[Middelhoogduits]]e ''këver'' of ''kevere'', wat [[Kaak (anatomie)|kaak]] betekent in het Nederlands. Deze naam werd toen wel vaker gebruikt voor [[Plaagdier|ongedierte]] dat landbouwgewassen aantastte door eraan te knagen, en had derhalve bijvoorbeeld ook betrekking op de [[Caelifera|sprinkhanen]] en koolrupsen. Kevers werden in het Middelhoogduits specifieker benoemd met het woord ''Wibel'', verwant met het Engelse ''weevil'' '[[Snuitkevers (superfamilie)|snuitkever]]' en het (Middel)nederlandse ''wevel'', een term die nog steeds in sommige streken wordt gebruikt voor kevers die gewassen aantasten. Een ander inheems woord voor kever is ''tor''.

De wetenschappelijke naam Coleoptera is een [[Grieks]]e term die vertaald kan worden met ''dekvleugeligen'' of ''schildvleugeligen''. Deze naam is afgeleid van het feit dat de voorvleugels nu ze verhard zijn een beschermende functie hebben gekregen, en dus dienen als bedekking of schild.

==Verspreiding en habitat==
[[Bestand:Leptodirus hochenwartii.jpg|thumb|260px|''[[Leptodirus hochenwartii]]'' leeft in grotten en heeft geen functionele ogen meer.]]
Kevers hebben een mondiale verspreiding, ze komen overal ter wereld voor. Het zwaartepunt van het verspreidingsgebied van kevers ligt in de tropen waar een enorme diversiteit te vinden is. Schattingen van het totale aantal keversoorten gaan van 850.000 tot 4.000.000. Vele soorten zijn niet door wetenschappers beschreven, vooral soorten die in afgelegen tropische gebieden leven, Ook in schrale, onbegroeide gebieden leven kevers. Sommige groepen van kevers zijn zelfs gespecialiseerd in het leven in dorre omstandigheden, zoals [[Zandloopkevers (onderfamilie)|zandloopkevers]] en veel [[zwartlijven]], die leven in duinen en woestijnachtige gebieden. Van de soort ''[[Leptodirus hochenwartii]]'' is bekend dat hij in [[grot]]ten leeft.

Kevers zijn ook in het zoete water te vinden, sommige soorten leven als larve op het land en keren pas eenmaal volwassen terug naar het water. Een aantal groepen van kevers, zoals de geelgerande watertorren uit het geslacht ''[[Dytiscus]]'', leven zowel als larve als volwassen kever onder water. De larven hebben geen kieuwen, maar een adembuis aan het achtereinde waardoor ze lucht kunnen ademen. Soorten die tot de [[spinnende watertorren]] (geslacht ''Hydrous'') behoren hebben als volwassen kever een tot een soort [[snorkel]] omgebouwde antenne, zodat ze onder water kunnen blijven terwijl ze lucht ademen. Ten slotte zijn er ook groepen die als larve kieuwen hebben waarmee ze permanent onder water kunnen leven. Voorbeelden zijn de [[schrijvertjes]] (''Gyrinidae''), maar het betreft altijd alleen de larven. Bij kevers is geen enkele soort bekend die als adult volledig in zijn zuurstofbehoefte kan voorzien door zuurstof uit het water op te nemen.

Kevers komen niet voor in uitgesproken [[poolgebied]]en, hier is het te koud voor de larven om zich te ontwikkelen. Kevers komen nooit voor in zout water en zijn niet bekend uit zee. Er zijn wel soorten die op stranden en in getijdenpoeltjes leven, maar er is geen enkele soort bekend die zich in zee ontwikkelt of zich op enige afstand van de kust begeeft.

===België en Nederland===
{{Zie ook|Zie ook [[Lijst van kevers in Nederland]]}}
In veel gebieden zijn kevers goed onderzocht, bijvoorbeeld in landen als [[België (hoofdbetekenis)|België]] en [[Nederland (hoofdbetekenis)|Nederland]]. De gegevens over de Belgische keversoorten zijn summier. In Nederland komen ruim 4100 verschillende soorten kevers voor.<ref>Nederlands Soortenregister: [http://www.nederlandsesoorten.nl/linnaeus_ng/app/views/species/nsr_taxon.php?id=151647 Kevers Coleoptera]; census juni 2017</ref> Het zwaartepunt van de Nederlandse kevers ligt in de provincie [[Limburg (Nederland)|Limburg]], hier komen ruim 3500 soorten kevers voor. Het [[vliegend hert]] (''Lucanus cervus'') is een van de bekendere soorten kevers die in Nederland wettelijk worden beschermd.<ref name="SOORTENNL">{{Citeer web | url = http://www.repository.naturalis.nl/document/46386 | titel = Beschermde kevers in Nederland (Coleoptera)| auteur = Naturalis - Hans Huijbregts}}</ref>

In Vlaanderen is alleen een rode lijst bekend van [[loopkevers]]. In 2011 werden 36 soorten loopkevers beschouwd als ernstig bedreigd en 31 soorten werden beschouwd als [[uitsterven|uitgestorven]].<ref name="INBO">{{Citeer web | url = http://www.inbo.be/content/page.asp?pid=BEL_VLA_SOO_rodelijst | titel = Rode Lijsten| auteur = Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek}}</ref>

==Uiterlijke kenmerken==
[[Bestand:Dytiscus.marginalis.male.-.calwer.07.10 tagged.png|thumb|260px|Belangrijkste lichaamsdelen van de [[geelgerande watertor]] waarbij de linkerpoten zijn weggelaten.


[[Bestand:Beetleplustext.jpg|thumb|300px|Rugaanzicht van een loopkever (''Pterostichus'' sp.) met benamingen van een aantal zichtbare delen.<br />Klik op de afbeelding voor een grote versie.]]
Kevers hebben allemaal een verstevigd lichaam dat een pantser van chitine draagt. Bij alle soorten zijn de [[voorvleugel]]s, bij kevers ook wel [[Dekschild|elytra]] genoemd, veranderd in verharde dekschilden. Deze voorvleugels kunnen niet meer worden gebruikt om mee te vliegen. De dekschilden dienen om de dunne, membraanachtige [[achtervleugel]]s beschermen. De meeste kevers kunnen deze achtervleugels wel gebruiken om mee te vliegen. De achtervleugels zijn altijd opgevouwen en zijn veel groter dan de voorvleugels.

De meeste soorten bereiken een lichaamslengte van één tot twee centimeter. De kleinste soorten behoren tot de [[haarvleugelkevers]] (Ptiliidae), deze worden 0,3 tot 4 millimeter lang. De grootste soorten kunnen langer dan 10 centimeter worden, maar dergelijke soorten zijn vaak erg zeldzaam.

Het lichaam is in drie delen verdeeld, namelijk de [[kop (insect)|kop]] of cephalon, het [[borststuk]] of thorax en het [[achterlijf (insect)|achterlijf]] of abdomen.<ref name="FUHR">{{Citeer boek | achternaam = Karl Wilhelm Harde & František Severa | titel = Kosmos Käferführer - Die Käfer Mitteleureuopas | pagina's = Pagina 8 - 72| datum = 1981-2006 | uitgever = Kosmos | {{ISBN|978-3440-10617-4}}}}</ref> De meeste kevers zijn rond van vorm, zoals de [[lieveheersbeestjes]], of iets langwerpig zoals de [[meeltor]]. Lieveheersbeestjes hebben weliswaar een bolle bovenzijde maar een platte buikzijde. [[Modderkevers]] (Hygrobiidae) zijn zowel aan de onder- als de bovenzijde zeer bol.<ref name="INSPIN">{{Citeer boek | achternaam = George G. McGavin | titel = Insecten en spinnen | pagina's = Pagina 82 - 118| datum = 2010 | uitgever = Het Capitool | ISBN = 978 90 475 1002 4}}</ref>

Sommige kevers hebben een sterk langwerpige lichaamsbouw, zoals de [[kortschildkevers]] (Staphylinidae) en de [[kniptorren]] (Elateridae).<ref name="GRZ">{{Citeer boek | achternaam = Bernhard Grzimek| titel = Het leven der dieren Deel II: Insecten| pagina's = Pagina 245 - 330| datum = 1970| uitgever = Uitgeverij Het Spectrum, Antwerpen| ISBN = 90 274 8621 2}}</ref> Ook de verhouding tussen de lengte van het lichaam en de andere uitsteeksels zoals de poten en vleugels kan sterk variëren. Alle insecten hebben een [[exoskelet]] dat bestaat uit een laag [[chitine]]. Deze harde stof beschermt het lichaam tegen invloeden van buitenaf. Bij alle kevers is deze huidlaag zeer dik vergeleken met andere insecten, wat het lichaam stijf maakt, maar ook goede bescherming biedt.<ref name="ELSEVIER">{{Citeer boek | achternaam = Redactie Elsevier Nederland | titel = Elseviers Wereld der Dieren - Insecten | pagina's = Pagina 96 - 136 | datum = 1970 | uitgever = Uitgeverij Elsevier| ISBN = 90 10 00116 4}}</ref> Kevers zijn hierdoor ook relatief zwaar en zijn meestal geen snelle vliegers of lopers. Alleen de achterlijfssegmenten zijn enigszins beweeglijk, zodat het lichaam lucht kan in- en uitademen om de organen van zuurstof te voorzien. Door de flexibele huid tussen de platen kan het achterlijf van vrouwtjes flink uitdijen als ze eitjes ontwikkelen. Hierdoor kunnen kevers grote aantallen eieren afzetten.

Wat betreft de lichaamskleur zijn er bijna oneindig veel variaties binnen de kevers. Sommige soorten hebben zelfs het vermogen om gedurende het leven de kleur van hun lichaam te veranderen. Dit is het duidelijkst te zien bij de [[schildpadkevers]] (onderfamilie Cassininae), zoals die uit het geslacht ''[[Charidotella]]''. Deze platte kevers leven in [[Latijns-Amerika]], waar een volledige kleurverandering zich soms voltrekt in een tijdsbestek van minder dan twintig minuten. Een groot aantal soorten heeft een opvallende, metaalachtige glans, die soms sterk [[iriseren]]d is, voorbeelden zijn veel [[loopkevers]] (familie Carabidae). Sommige soorten uit de onderfamilie [[Rutelinae]] (familie [[bladsprietkevers]]) hebben een spiegelend lichaamsoppervlak. Vaak is aan de combinatie van de lichaamsvorm en de kleuren te herleiden tot welke groep een kever behoort. [[Vuurkevers]] (Pyrochroidae) hebben bijvoorbeeld een plat en vrij breed lichaam dat bij de meeste soorten oranje tot rood van kleur is. [[Trichius|Penseelkevers]] (geslacht ''Trichius'') hebben een [[Hommels|hommelachtige]] beharing met gele, zwart gevlekte dekschilden.

Veel kevers hebben een kleur die het lichaam doet wegvallen tegen de ondergrond, zoals de [[kniptorren]] die vaak een bruine kleur hebben met een grillige tekening. Andere kevers vallen goed op, zoals bladhaantjes die op giftige planten leven. Dergelijke soorten zijn zelf ook giftig of onsmakelijk en hebben opvallende kleuren om aan vijanden te laten zien dat ze oneetbaar zijn. Daarnaast komt [[mimicry]] voor bij kevers, dit wil zeggen dat ze soms felle kleuren hebben om af te schrikken maar zelf niet giftig zijn. Ook komen soorten voor die andere, gevaarlijke dieren imiteren. Van sommige boktorren is bekend dat ze sprekend op [[Wespachtigen|wespen]] lijken, zowel in uiterlijk als het gedrag.

===Kop===
[[Bestand:Anthia mannerheimi.jpg|thumb|260px|''[[Anthia mannerheimi]]'' heeft sterk vergrote kaken om prooien te grijpen.]]
[[Bestand:Platypria echidna.jpg|thumb|260px|De kop van deze [[schildpadkevers|schildpadkever]] (''[[Platypria echidna]]'') is sterk gepantserd en voorzien van stekelkammen.]]
De meeste zintuiglijke organen van kevers zijn gelegen aan de kop. Volwassen kevers hebben met uitzondering van enkele holbewonende soorten [[samengesteld oog|samengestelde ogen]] (facetogen) aan de voorzijde van de kop. Dergelijke ogen bestaan uit kleine individuele oogjes die de [[ommatidium|ommatidiën]] worden genoemd. De ogen van kevers zijn niervorming tot rond van vorm. De ogen kunnen zowel vrij plat zijn als gewelfd, in het laatste geval doen ze kraalachtig aan. Een bijzonderheid kennen kevers die tot de [[schrijvertjes]] behoren; dit zijn de enige insecten die zowel aan de bovenzijde als de onderzijde van de kop ogen dragen. Deze kevers leven op het water en kunnen hierdoor gelijktijdig boven- als onder water kijken. Kevers hebben nooit [[ocellus|ocelli]], dit zijn een groepje van meestal drie individuele oogjes aan de bovenzijde van de kop. Bij veel andere groepen van insecten zoals de [[netvleugeligen]] en de [[tweevleugeligen]] komen ocelli juist vaak voor. De ogen van kevers spelen een belangrijke zintuiglijke rol op de korte afstand, maar op de lange afstand zien de ogen slecht. Bij het zoeken naar voedsel of een partner worden de [[Antenne (insect)|antenne]]s of voelsprieten gebruikt. De antennes van kevers zijn bedekt met vele zintuiglijke cellen die geurdeeltjes opvangen en analyseren. De antennes zijn bij sommige soorten zeer gevoelig en kunnen de geur van voedsel of soortgenoten op kilometers afstand waarnemen. De antennes worden door de vrouwtjes gebruikt om geschikte voedselbronnen voor de eitjes op te sporen.

De antennes van kevers kunnen zeer verschillende vormen en maten hebben. Er zijn soorten die lange, draadvormige antennes hebben ([[boktorren]]), of juist korte antennes ([[lieveheersbeestjes]]). Ook zijn er groepen die een verdikking aan het uiteinde van de antennes hebben, zoals de [[aaskever]]s. Ook vormen waarbij de antenne in een duidelijke knots eindigt komen voor, zoals de [[schorskevers]] (Scolytidae). Veel [[bladsprietkevers]] hebben een antenne-uiteinde dat bestaat uit een waaier. Een bekend voorbeeld hiervan is de [[meikever]] (''Melolontha melolontha''). Door lamellen aan het uiteinde van de antenne wordt het oppervlak van de zintuiglijke cellen sterk vergroot en dit maakt de antennes gevoeliger. Ook komen antennes voor die sterk gezaagd of geveerd zijn, voorbeelden zijn de [[vuurkevers]] en enkele boktorren zoals de [[lederboktor]] (''Prionus coriarius''). Vrijwel alle kevers hebben antennes die uit één deel bestaan, maar een aantal kevers heeft antennes die geknikt zijn en een scharnierpunt bevatten. Voorbeelden zijn veel [[Snuitkevers (superfamilie)|snuitkevers]] en verwanten.

De bovenste kaken van kevers worden de [[Mandibel (geleedpotigen)|mandibels]] genoemd. Alle kevers, inclusief de larven, hebben mandibels of in ieder geval ([[degeneratie|gedegenereerde]]) restanten daarvan. Bij de plantenetende soorten zijn de kaken omgevormd tot efficiënte werktuigen die grote hoeveelheden plantaardig materiaal kunnen afknippen of -bijten, die vervolgens tot een papje worden vermalen.

De kaken van een aantal rovende kevers zijn sterk vergroot, wat vaak dient om prooien te grijpen en vast te houden. Voorbeelden zijn de [[Afrika]]anse roofkevers uit het geslacht ''[[Anthia]]'' en de [[Zandloopkevers (onderfamilie)|zandloopkevers]] uit het geslacht ''Cicindela''. Ook zijn er soorten bekend met sterk vergrote en vertakte kaken die doen denken aan een hertengewei of andere afwijkend gevormde uitsteeksels. Een goed voorbeeld hiervan is het [[vliegend hert]] maar ook de mannetjes van veel [[mestkevers]] hebben dergelijke hoorns. Bij deze groepen echter worden de uitsteeksels niet gebruikt om prooien te grijpen en vijanden te bijten, maar dienen om indruk te maken op het vrouwelijk geslacht. Dergelijke uitsteeksels zijn voor andere dieren geheel ongevaarlijk. Aan weerszijden van de kaken zijn de [[maxillaire palp]]en gelegen, deze dienen om het voedsel te proeven en om het in de kaken te manoeuvreren. Onder de kaken zijn de [[labiale palp]]en gelegen, dit zijn altijd twee paar tasters aan iedere zijde.

Kevers hebben nooit [[stilet]]ten, dit zijn prikkende, naaldachtige monddelen die in een plant of prooidier worden gestoken en dienen om (lichaams)sappen op te zuigen. Dit is een belangrijk verschil met de [[wantsen]], een orde van insecten waarvan veel vertegenwoordigers sterk op kevers lijken.

===Borststuk===
[[Bestand:Cyphogastra javanica Saunders, 1871 (5746476166).jpg|thumb|260px|Het borststuk draagt de poten en vleugels, afgebeeld is ''[[Cyphogastra javanica]]'', een [[prachtkevers|prachtkever]] uit tropische delen van [[Azië]].]]
Het borststuk is bij veel kevers het opvallendste deel, het draagt alle poten en vleugels. Het borststuk bestaat uit drie segmenten, het voorste segment wordt de [[prothorax]] genoemd en draagt het voorste potenpaar. Het middelste deel is de [[mesothorax]] en draagt het middelste potenpaar en de dekschilden. Het achterste deel is de [[metathorax]] en dit deel draagt de achterpoten en het vleugelpaar. Het borststuk is bij kevers vaak bol, dit komt doordat veel soorten goed kunnen vliegen en grote vliegspieren bezitten.

Aan de bovenzijde is het borststuk bij kevers moeilijker te herkennen maar aan de onderkant kun je het duidelijk zien. Het borststuk valt namelijk niet samen met de schijnbare indeling aan de bovenzijde. De kever draagt aan de bovenzijde een kop, daarachter het halsschild en ten slotte de dekvleugels. Meestal is een klein driehoekje te zien aan de kopzijde van de dekschilden, op hun onderlinge grens. Deze kleine plaat wordt het [[scutellum]] of schildje genoemd. Bij veel kevers is het niet goed zichtbaar maar wel aanwezig. Deze delen aan de bovenzijde corresponderen niet met de kop, het borststuk en het achterlijf. Onder het halsschild is het eerste deel van het borststuk gelegen, en het achterste deel van het borststuk is onder de vleugels gelegen, evenals het gehele achterlijf. Bij een aantal groepen is het achterlijf en een deel van het borststuk geëxposeerd doordat de vleugels kort zijn, een voorbeeld zijn de [[kortschildkevers]]. Bij andere groepen is het achterlijf zo dik dat de dekschilden er als een soort [[slipjas]] bovenop liggen aan de voorzijde, zoals het geval is bij soorten uit de familie [[oliekevers]] (Meloidae).

====Vleugels====
[[Bestand:Cetonia aurata take off composition 05172009.jpg|thumb|left|280px|De [[gouden tor]] (''Cetonia aurata'') vliegt weg, deze kever kan vliegen met gesloten dekschilden.]]
Doordat de dekschilden het lichaam en de achtervleugel als een soort kap bedekken zijn ze zelf niet meer geschikt om mee te vliegen. Hierdoor zijn kevers veel minder behendig in vlucht dan andere insecten zoals [[vliesvleugeligen]] en [[libellen]]. Deze laatste groepen van insecten kunnen zowel de voor- als achtervleugels gebruiken om te vliegen. De [[tweevleugeligen]] hebben slechts een enkel paar vleugels maar geen belemmerende dekschilden waardoor veel soorten veel sneller zijn bij het vliegen dan kevers.

Ook zijn er kevers die niet kunnen vliegen, maar deze bezitten vaak nog wel vleugels. Slechts een klein aantal soorten kevers heeft helemaal geen functionerende vleugels meer. Van enkele soorten zijn de vrouwtjes ongevleugeld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de vrouwtjes van de [[glimwormen]].<ref name="INSPIN" />

Hoewel de voorvleugels door de verdikking en verharding niet meer voor actief vliegen gebruikt kunnen worden, kunnen de meeste kevers nog wel vliegen. Hierbij worden de dekschilden zijwaarts en schuin omhoog gestrekt, zodat ze niet in de weg zitten. De [[Cetonia|gouden torren]] (geslacht ''[[Cetionia]]'') hebben echter een uitsparing aan de zijkant, waardoor de dekschilden op hun plaats blijven bij het uitklappen van de achtervleugels. Hierdoor zijn de dekschilden alleen bij het opstijgen kort uitgeklapt. Dit veroorzaakt waarschijnlijk een aerodynamischer model, waardoor ze langer en sneller kunnen vliegen dan de meeste andere kevers.

Aangezien de kwetsbare achtervleugels bij alle kevers langer zijn dan de solide voorvleugels, moeten deze na het vliegen op een speciale manier worden opgevouwen om ze te beschermen met de dekschilden. Hiervoor is een stelsel van zogenaamde ''vleugeladergewrichten'' aanwezig.

De vleugels worden niet direct door spieren aangedreven, maar door beurtelingse samentrekking van spieren in de thorax die leiden tot een opwaartse en neerwaartse beweging van de rugdelen. Deze beweging heeft door het gewricht waaraan de achtervleugels zijn bevestigd een effect. Wanneer de rugdelen zich opwaarts bewegen, gaan de vleugels omlaag, en omgekeerd.

Door de verharde voorvleugels zijn kevers relatief trage vliegers vergeleken met de andere vliegende insecten als [[vlinders]] en [[bijen]]. Dit wordt veroorzaakt door een trage [[vleugel (insect)|vleugelslag]] en een relatief hoog gewicht. De meikever bijvoorbeeld vliegt met een snelheid tot 8 kilometer per uur, terwijl sommige pijlstaartvlinders een snelheid tot meer dan 50 kilometer per uur kunnen vliegen. Ook het aantal vleugelslagen per seconde verschilt tussen de kevers en andere vliegende insecten. De meikever slaat de vleugels zo'n 45 tot 50 maal per seconde, terwijl [[steekmuggen]] meer dan 300 vleugelvlagen per seconde maken.<ref name="GRZ" />

Een aantal kevers kan helemaal niet meer vliegen, zelfs als de vleugels nog wel zijn aangelegd zijn, zijn de vliegspieren niet altijd ontwikkeld. Bij sommige kevers zijn de rugschilden zelfs langs de middennaad aan elkaar vast gegroeid. Dit komt voor bij een aantal [[loopkevers]] (Carabidae). Bij de [[rozenkevers]] (onderfamilie [[Cetoninae]], familie [[bladsprietkevers]]) zijn de voorvleugels met elkaar versmolten, maar de achtervleugels kunnen nog wel onder de dekschilden vandaan worden getrokken. Hierdoor kan de kever met gesloten dekschilden toch vliegen.<ref name="FUHR" /> Bij de [[haarvleugelkevers]] (Ptiliidae) zijn de achtervleugels sterk versmald, maar aan de achterzijde is een geveerde structuur aanwezig waardoor de kevers toch kunnen vliegen.<ref name="GRZ" />

====Poten====
[[Bestand:2005-weaver-ants.jpg|thumb|260px|Deze [[schildpadkevers|schildpadkever]] wordt aangevallen door mieren.]]
De poten van kevers zijn voorzien van stevige haakjes aan de uiteinden die de [[Tarsus (insect)|tarsen]] worden genoemd. Veel kevers hebben relatief grote en krachtige poten om zich vast te houden aan de ondergrond. Kevers die op planten leven hebben vaak te duchten van [[mieren]], zoals de [[schildpadtorren]] (geslacht ''Cassida'') en de [[lieveheersbeestjes]] (familie Coccinellidae). Deze kunnen zich dankzij de sterke poten muurvast op een blad hechten waarbij het gehele lichaam beschermd wordt door de dekschilden en het [[pronotum|halsschild]]. Een ander bekend voorbeeld zijn de mestkevers, die met hun krachtige poten balletjes mest begraven in de bodem waarop de larven zich ontwikkelen.

De poten van kevers zijn voorzien van kleine stekeltjes, de [[spoor (anatomie)|sporen]], deze spelen vaak een rol bij de paring. Het mannetje kan zich hierdoor beter vastklemmen aan een vrouwtje tijdens de paring.

De poten van de verschillende kevers zijn aangepast op de levenswijze. Loopkevers hebben lange, steltvormige poten om sneller mee te lopen. De poten zijn vaak erg dun en dragen grote haakjes aan de uiteinden van de tarsen voor een goede grip. Bij gravende kevers zijn met name de voorpoten verbreed, hierdoor wordt het pootoppervlak vergroot zodat meer grond verzet kan worden. De poten van dergelijke soorten lijken enigszins op een schop. Onder andere de [[aaskever]]s en [[mestkevers]] hebben dergelijke poten, waarmee zij mest en dode dieren begraven onder de grond. Deze poten dragen kleine haakjes aan de uiteinden. Zwemmende kevers hebben eveneens verbrede poten, deze zijn echter langer dan de gravende soorten en doen meer denken aan een roeispaan. De haartjes op de poten zijn vaak talrijk en staan als een waaier uiteen zodat het pootoppervlak verder wordt vergroot om efficiënter te kunnen zwemmen. Een voorbeeld zijn de [[spinnende watertorren]] (geslacht ''[[Dytiscus]]''). Bij sommige waterkevers hebben mannetjes [[zuignap]]jes onder hun tarsen zodat ze zich onder water beter aan een vrouwtje kunnen hechten.<ref name="FUHR" />

Een aantal soorten kevers is in staat om te springen, dit zijn echter altijd vrij kleine soorten. Dergelijke kevers hebben een sterk vergrote dij waarin het springmechanisme aanwezig is. Een voorbeeld zijn de [[aardvlooien]] (geslacht ''Psylliodes''), die hierdoor ook wel vlokevers worden genoemd.

===Achterlijf===
[[Bestand:Staphylinus olens (=Ocypus) - defense position (2006-06-27).jpg|thumb|260px|Bij de [[kortschildkevers]], die geen vergrote dekschilden hebben, is het achterlijf zichtbaar. Afgebeeld is de dreighouding van de [[stinkende kortschildkever]], die ook in Nederland voorkomt.]]
Kevers hebben een net als alle insecten een achterlijf of [[Achterlijf (insect)|abdomen]] dat uit verschillende segmenten bestaat. Het achterlijf bevat de belangrijkste organen, zoals het ademhalingsapparaat, het spijsverteringskanaal en de [[Geslachtsorgaan|geslachtsorganen]]. Bij kevers zijn deze organen niet veel anders in vergelijking met die van andere insecten, zie ook onder het kopje [[#Inwendige anatomie|inwendige anatomie]].

Het achterlijf bestaat bij kevers meestal uit acht of negen segmenten. Aan de onderzijde van het lichaam wordt ieder segment beschermd door een buikplaat of [[sterniet]] en aan de bovenzijde is ieder segment voorzien van een rugplaat of [[tergiet]]. De verschillende platen worden bijeen gehouden door een flexibele huid, zodat er enige speling wordt toegelaten.<ref name="FUHR" /> Door deze uitrekbare huid kan het achterlijf zich in volume variëren, in tegenstelling tot het borststuk en de kop die zwaar bepantserd zijn. Het kunnen uitzetten van het achterlijf speelt een rol bij de ademhaling, waarbij zuurstof in en uit het lichaam wordt gepompt. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot het kunnen uitzetten van het achterlijf door veel kevers gebruikt om grote hoeveelheden eitjes af te zetten.<br />De larven van kevers hebben vaak meer lichaamssegmenten, waarvan er vaak enkele fuseren tijdens de [[metamorfose (biologie)|metamorfose]].

De laatste achterlijfssegmenten dragen zowel de uitscheidingsorganen als de voortplantingsorganen. De voortplantingsorganen van kevers verschillen per soort. De paringsorganen van de mannetjes zijn altijd voorzien van een chitinelaag. De mannetjes hebben vaak een complexe bouw van het geslachtsorgaan, met diverse stekeltjes en andere uitsteeksels. De geslachtsorganen zijn te beschouwen als een soort '[[Sleutel (slot)|sleutel]]', die precies in de genitaalopening van een vrouwtje van dezelfde soort passen. Paren met een exemplaar van een andere soort is hierdoor vrijwel onmogelijk. Als gevolg hiervan zijn de geslachtsorganen per keversoort verschillend. Veel verwante keversoorten lijken zo sterk op elkaar dat ze alleen op basis van de kenmerken van de geslachtsorganen zijn te determineren.<ref name="FUHR" /> Aan de achterlijfspunt zijn bij kevers geen lange uitsteeksels zichtbaar. Bij andere insecten draagt het achterlijf vaak zogenaamde [[Cercus|cerci]], die zowel puntig, draadvormig als tangachtig kunnen zijn. Bij kevers komen dergelijke lange uitsteeksels echter nooit voor.

===Onderscheid met andere insecten===
[[Bestand:Mormolyce phyllodes 2 rotated.png|thumb|260px|[[Vioolkever]] (''Mormolyce phyllodes'').]]
Kevers zijn op het eerste gezicht met verschillende andere groepen van insecten te verwarren. Door naar de details te kijken zijn kevers vaak goed te onderscheiden, slechts van een aantal andere insecten zijn kevers moeilijk te onderscheiden.

Kevers worden vaak verward met [[wantsen]] (onderorde Heteroptera). Dit is een grote groep van insecten die vaak een ronde lichaamsvorm hebben en waarvan de achtervleugels, net als kevers, versterkt zijn. Bij de wantsen is echter slechts een deel van de vleugels versterkt en is het uiteinde altijd vliezig. Het belangrijkste verschil is dat de bovenste voorvleugels elkaar kruisen bij de wantsen, terwijl de vleugels bij kevers naast elkaar gelegen zijn. Hieraan zijn kevers ook te onderscheiden van de [[kakkerlakken]] (Blattodea). Kakkerlakken zijn daarnaast te onderscheiden aan hun zeer lange, sprieterige en beweeglijke antennes en de snelle manier van voortbewegen.

Bij de grote groep van de [[kortschildkevers]] (Staphylinidae) zijn de elytra sterk gereduceerd waardoor ze wel iets van een [[oorwormen|oorworm]] weg hebben. Kortschildkevers missen echter de tangachtige cerci aan het achterlijf die oorwormen wel hebben. Een aantal groepen kevers heeft een dergelijk bizarre lichaamsbouw dat ze in het geheel niet op kever een kever lijken. Een voorbeeld zijn de soorten uit het geslacht ''[[Mormolyce]]'', waartoe onder andere de [[vioolkever]] (''Mormolyce phyllodes'') behoort. Deze kevers hebben vergroeiing aan de dekschilden die bij andere kevers ontbreken.



© 2018 - 2025 noay
Powered by JouwWeb